Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing en de procedurestukken die door de Raad van State zijn overgezonden, blijkt dat het Hof wordt v
erzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 21, tweede lid, van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voo
r de rechten van de mens, in zoverre de bestreden bepaling, wanneer ze van toepassing is op een persoon die een beroep t
ot nietigverklaring ...[+++]heeft ingesteld tegen een beslissing van een leidend ambtenaar van het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM) waarbij hem een administratieve geldboete wordt opgelegd met toepassing van de artikelen 35 tot 38 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 25 maart 1999 « betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu » (zoals die van toepassing waren op 7 november 2001), en die aan de griffie van de Raad van State een memorie van wederantwoord heeft doen toekomen na het verstrijken van de opgelegde termijn, die verzoeker de toegang zou ontzeggen tot een rechtbank die bevoegd is om uitspraak te doen over een beschuldiging in strafzaken.Il ressort de la motivation de la décision de renvoi et des pièces de procédure transmises par le Conseil d'Etat que la Cour est invitée à statuer sur la compatibilité de l'article 21, alinéa 2, des lois coordonnées le 12 janvier 1973 avec les articles 10 et 11 de la Constitution lus en combinaison avec l'article 6.1 de la Convention européenne des droits de l'homme, en ce que, en s'appliquant à une personne qui a introduit un recours en annulation contre une décision du fonctionnaire dirigeant de l'Institut bruxellois pour la gestion de l'environnement (IBGE)
lui infligeant une amende administrative en application des articles 35 à 38 d
...[+++]e l'ordonnance de la Région de Bruxelles-Capitale du 25 mars 1999 « relative à la recherche, la constatation, la poursuite et la répression des infractions en matière d'environnement » (tels qu'ils étaient applicables le 7 novembre 2001), et qui a fait parvenir au greffe du Conseil d'Etat un mémoire en réplique après l'expiration du délai imparti, la disposition en cause priverait ce requérant d'un accès à un tribunal, compétent pour statuer sur une accusation en matière pénale.