In de herziene richtlijn wordt de beslissing om het gebruik ervan toe te staan, expliciet aan elke afzonderlijke lidstaat overgelaten. In artikel 13, lid 1, is hieromtrent het navolgende bepaald: “Onverminderd een bij de nationale wetgeving ingesteld verbod op bepaalde soorten methoden, dragen de lidstaten er zorg voor dat geen procedure wordt uitgevoerd indien het nagestreefde resultaat kan worden verkregen met behulp van een andere methode of beproevingsstrategie waarbij geen levende dieren worden gebruikt en die in de wetgeving van de Unie is erkend”.
La directive révisée laisse expressément aux États membres le soin de décider d’autoriser ou non l’utilisation de ces cellules souches. Dans son article 13, paragraphe 1, elle déclare ce qui suit: «Sans préjudice des législations nationales interdisant certains types de méthodes, les États membres veillent à ce qu’une procédure ne soit pas menée si la législation de l’Union reconnaît une autre méthode ou stratégie d’expérimentation n’impliquant pas l’utilisation d’un animal vivant pour obtenir le résultat recherché».