De verwijzende rechter stelt het Hof een vraag over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van de in het geding zijnde bepaling, in die zin geïnter
preteerd dat zij de compensatie toestaat, met een fiscale schuld die de gefailleerde verschuldigd blijft op het ogenblik van het faillissement, van fiscale schuldvorderingen die voortvloeien uit de uitoefening van een nieuwe activiteit van de gefailleerde tussen het vonnis van faill
ietverklaring en de sluiting van het faillissement, in zoverre zij die gefailleerde, d
...[+++]e gefailleerde wiens fiscale schuldvordering uit een verrichting van vóór het faillissement is ontstaan en de gefailleerde wiens schuldvordering uit de door de curator voortgezette handelsverrichtingen is ontstaan, op dezelfde wijze behandelt.
Le juge a quo interroge la Cour sur la compatibilité avec les articles 10 et 11 de la Constitution de la disposition en cause, interprétée comme autorisant la compensation, avec une dette fiscale dont le failli reste redevable au moment de la faillite, de créances fiscales qui découlent de l'exercice d'une nouvelle activité du failli entre le jugement déclaratif de la faillite et la clôture de celle-ci, en ce qu'elle traite de manière identique ce failli, le failli dont la créance fiscale est née d'une opération antérieure à la faillite et le failli dont la créance est née des opérations commerciales poursuivies par le curateur.