Wat de vergelijking betreft die in het tweede gedeelte van de prejudiciële vraag is gemaakt tussen, enerzijds, de perso
nen die beweren het slachtoffer te zijn van wanbedrijven en die de zaak door een rechtstreekse dagvaarding bij de correctionele rechtbanken aanhangig kunnen maken en, anderzijds, de personen die beweren het slachtoffer te zijn van misdaden en die niet over die proceduremogelijkheid voor de correctionele rechtbank beschikken, he
eft de wetgever een objectief criterium gehanteerd : dat van de ernst van de aan de beklaagd
...[+++]e ten laste gelegde feiten.
En ce qui concerne la comparaison établie, dans la deuxième partie de la question préjudicielle, entre, d'une part, les personnes qui se prétendent victimes de délits, qui peuvent saisir les tribunaux correctionnels par une citation directe, et, d'autre part, celles qui se prétendent victimes de crimes et qui ne disposent pas de cette possibilité procédurale devant le tribunal correctionnel, le législateur a retenu un critère objectif : celui de la gravité des faits reprochés au prévenu.