Art. 10. Wanneer de herzieningsaanvraag m.b.t. de voorlopige rechten gegrond is op een ernstige aantasting van de productie als gevolg van landbouwmilieuverbintenissen, erkent het bestuur als buitengewone omst
andigheden enkel de situaties van landbouwers waarvan de productie ernstig aangetast is tijdens de referentieperiode doordat ze tijdens diezelfde periode onderworpen waren aan landbouwmilieuverbintenissen aangegaan vóór of tijdens de referentieperiode hetzij uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, hetz
...[+++]ij van artikelen 22 tot 24 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en opheffing van sommige verordeningen.Art. 10. Lorsque la demande de révision des droits provisoires est fondée sur le motif d'une affe
ctation grave de la production suite à l'existence d'engagements agro-environnementaux, seuls peuvent être reconnues par l'administration comme circonstances
exceptionnelles les situations des agriculteurs dont la production a été gravement affectée au cours de la période de référence par le fait qu'ils ont été soumis, au cours de cette même période, à des engagements agro-envir
onnementaux conclus ...[+++]avant ou pendant la période de référence au titre soit du Règlement (CEE) n° 2078/92 du Conseil du 30 juin 1992 concernant des méthodes de production agricole compatibles avec les exigences de la protection de l'environnement ainsi que l'entretien de l'espace naturel, soit des articles 22 à 24 du Règlement (CE) n° 1257/1999 du Conseil du 17 mai 1999 concernant le soutien au développement rural par le Fonds européen d'orientation et de garantie agricole (FEOGA) et modifiant et abrogeant certains règlements.