Artikel 1251 BW voorziet: "Indeplaatsstelling geschiedt van rechtswege: 1° ten voordel
e van hem die, zelf schuldeiser zijnde, een andere schuldeiser betaalt, die voorrang boven hem heeft uit hoofde van
zijn voorrechten of hypotheken; 2° ten voordele van de verkrijger van een onroerend goed, die de prijs van het verkregen goed besteedt tot betaling van de schuldeisers ten behoeve van wie dat goed met hypotheek was bezwaard; 3° ten voordele van hem die, met andere of voor anderen tot betaling van een schuld gehouden
zijn ...[+++]de, er belang bij had deze te voldoen; 4° ten voordele van de erfgenaam onder voorrecht van boedelbeschrijving, die met
zijn eigen penningen de schulden van de nalatenschap betaald heeft".