Art. 29. De controle-agent beveelt, op kosten van de verantwoordelijke, de afmaking van de schapen, geiten of hertachtigen met het oog op hun vernietiging wanneer vastgesteld is dat deze drager zijn van omgewisselde en/of vervalste identificatiemiddelen of wanneer vastgesteld is dat de schapen, geiten of hertachtigen aan geen enkel van de bepalingen voorzien bij artikel 5 en artikel 20, § 1, beantwoorden.
Art. 29. L'agent de contrôle ordonne la mise à mort des ovins, caprins ou cervidés en vue de leur destruction aux frais du responsable lorqu'il est constaté que ceux-ci sont porteurs de moyens d'identification échangés et/ou falsifiés, ou lorsqu'il est constaté que des ovins, caprins ou cervidés ne répondent à aucune des dispositions prévues à l'article 5 et à l'article 20, § 1.