In het eerste geval is de vordering van de RVA, die niet wordt beoogd in de in het geding zijnde bepaling, onderworpen aan het gemeen recht en zou ze verjaren na tien jaar; in het tweede geval wordt de vordering van de uitbetalingsinstelling door de in het geding zijnde bepaling onderworpen aan een verjaringstermijn van drie jaar, die op vijf jaar wordt gebracht in geval van arglist of bedrog van de werkloze.
Dans le premier cas, l'action de l'ONEm, qui n'est pas visée par la disposition en cause, est soumise au droit commun et se prescrirait par dix ans; dans le second cas, l'action de l'organisme de paiement est soumise par la disposition en cause à un délai de prescription de trois ans, porté à cinq ans en cas de fraude ou de dol du chômeur.