Moet men ervan uitgaan dat de artikelen 171, 2° b) en 4° f) van het WIB 1992, waarin wordt bepaald dat de kapitalen door bijdragen moeten zijn gevormd, tot gevolg hebben dat pensioenen die hun oorsprong vinden in een andere Europese lidstaat en die op een ander stelsel dan dat van de externalisering zijn gestoeld maar die wel aan de voorwaarden van de richtlijn voldoen, van de gunstige aanslagvoeten van 10 en 16,5 procent zijn uitgesloten?
Faut-il interpréter les articles 171, 2° b) et 4° f) du CIR 1992 exigeant que les capitaux soient constitués au moyen de cotisations comme excluant du bénéfice des taux réduits de 10 % et 16, 5 % les pensions ayant leur origine dans un autre Etat de l'Union européenne, fondées sur un régime autre que l'extériorisation, mais répondant aux conditions de la Directive?