In zoverre het eerste onderdeel van het tweede middel is gericht tegen het feit dat vooraf onvoldoende rekening wordt gehouden met het advies van het representatieve orgaan, hetgeen zou voortvloeien uit de artikelen 6, 10, 12, 14 en 18 van het decreet van 13 maart 2014, is het niet gegrond. c) de termijnen waaraan het representatieve orgaan van de eredienst is onderworpen B.23.1.
Le deuxième moyen, en sa première branche, en ce qu'il est dirigé contre l'insuffisante prise en compte préalable de l'avis de l'organe représentatif, qui découlerait des articles 6, 10, 12, 14 et 18 du décret du 13 mars 2014, n'est pas fondé. c) les délais auxquels est soumis l'organe représentatif du culte B.23.1.