Z
oals de Vlaamse Regering opmerkt, vloeit de situatie waarin de betrokken gemeenten zich bevinden, voort uit de grondwettelijke bevoegdheidsverdeling : aangezien het gebruik van de talen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ressorteert onder de bevoegdheid van de federale wetgever - die van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt door voormelde wet van 30 juli 1963 aan te nemen, zonder dat de uitoefening van die bevoegdheid door de prejudiciële vraag ter discussie wordt gesteld - zou het decreet van 6 juni 1994, in zoverre het zich ertoe beperkt naar
...[+++]de federale wetgeving te verwijzen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet kunnen schenden.
Comme le fait observer le Gouvernement flamand, la situation faite aux communes en cause résulte de la répartition constitutionnelle des compétences : dès lors que l'emploi des langues dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale relève du législateur fédéral - lequel a exercé cette compétence en adoptant la loi du 30 juillet 1963 précitée, sans que l'exercice de cette compétence soit mis en cause par la question préjudicielle -, le décret du 6 juin 1994, en tant qu'il se borne à renvoyer à la législation fédérale, ne saurait violer les articles 10 et 11 de la Constitution.