Indien grond bestaat om aan te nemen dat een delinquent die is opgesloten overeenkomstig de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis lijdt aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden heeft tenietgedaan of ernstig heeft aangetast, kan de bevoegde rechterlijke overheid gelasten dat hij wordt onderworpen aan een psychiatrisch deskundigenonderzoek met observatie.
Lorsqu'il existe des raisons de croire qu'un délinquant, incarcéré en vertu de la loi du 20 juillet 1990 relative à la détention préventive est atteint d'un trouble mental ayant aboli ou gravement altéré sa capacité de discernement ou de contrôle de ses actes, l'autorité judiciaire compétente peut ordonner qu'il fasse l'objet d'une expertise psychiatrique avec mise en observation.