In de zaak met rolnummer 1323 merkt de Ministerraad bovendien op dat het door de justitiële rechter beklemtoonde verschil tussen de bepalingen van de artikelen 2 en 8 van de wet van 10 juli 1996 ten aanzien van het facultatieve karakter van het gebruik der talen, niet daadwerkelijk lijkt te zijn, vermits, zowel in de eerstgenoemde als in de laatstgenoemde van die twee bepalingen, de wetgever uitdrukkelijk heeft bepaald dat de vreemdeling die niet verklaart de bijstand van een tolk nodig te hebben, vrij het Frans of het Nederlands als proceduretaal kan kiezen.
Dans l'affaire portant le numéro 1323 du rôle, le Conseil des ministres observe en outre que la différence mise en exergue par le juge judiciaire entre les dispositions des articles 2 et 8 de la loi du 10 juillet 1996 au regard du caractère facultatif de l'emploi des langues ne paraît pas effective, puisque dans l'une et l'autre de ces deux dispositions, le législateur a expressément prévu que l'étranger qui ne déclare pas requérir l'assistance d'un interprète peut choisir librement le français ou le néerlandais comme langue de la procédure.