3. Om voortaan een andere oplossing mogelijk te maken,
« teneinde tot een meer accurate bestraffing van het financiële onderdeel van de grote criminaliteit te komen » (45) wordt in het onderzochte ontwerp bepaald dat als de zaken bedoeld in artikel 505, eerste lid, 2º, 3º en 4º, van
het Strafwetboek « niet in het vermogen van de veroordeelde kunnen worden aangetroffen, (...) de rechter
over(gaat) tot een raming van de geldwaarde er
...[+++]van en (...) de verbeurdverklaring betrekking (heeft) op een daarmee overeenstemmend geldbedrag ».
3. Dans le but de permettre, à l'avenir, une solution différente, « afin d'améliorer l'efficacité de la répression du volet financier de la grande criminalité » (45) , le projet à l'examen prévoit que si les choses visées à l'article 505, alinéa 1 , 2º, 3º et 4º du Code pénal « ne peuvent être trouvées dans le patrimoine du condamné, le juge procédera à leur évaluation monétaire et la confiscation portera sur une somme d'argent qui lui sera équivalente ».