De auditeur bij het verwij
zende rechtscollege doet in zijn verslag met toepassing van artikel 14bis, § 1, van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling a
dministratie van de Raad van State opmerken dat de memorie van wederantwoord van de verzoekende partij niet binnen de voorgeschreven termijn van zestig dagen
is ingediend en dat derhalve, op grond van artikel 21, tweede lid, v
...[+++]an de gecoördineerde wetten op de Raad van State, het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens het ontbreken van het vereiste belang van de verzoekende partij.
Dans son rapport fait en application de l'article 14bis, § 1, de l'arrêté du Régent du 23 août 1948 déterminant la procédure devant la section d'administration du Conseil d'Etat, l'auditeur auprès de la juridiction a quo fait observer que le mémoire en réplique de la partie requérante n'a pas été introduit dans le délai prescrit de soixante jours et que le recours doit par conséquent être déclaré irrecevable, sur la base de l'article 21, alinéa 2, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat, du fait de l'absence de l'intérêt requis dans le chef de la partie requérante.