Om dat probleem op te lossen stelt de bepaling in de artikelen 5, § 2, en 25, § 2, dat de betrokken personeelsleden voor de berekening van het rustpensioen de dag vóór hun op ruststelling hun werkelijke geldelijke anciënniteit terugvinden rekening houdend met de werkelijke duur van al hun diensten.
Afin de résoudre ce problème, la disposition dans les articles 5, § 2 et 25, § 2, stipule que pour le calcul de la pension de retraite les agents concernés retrouvent à la veille de leur mise à la retraite leur ancienneté pécuniaire réelle prenant en compte la durée réelle de tous leurs services.