61. verzoekt om de erkenning door de EU van digitale vrijheden als fundamentele rechten en als onmisbare voorwaarden om universele mensenrechten als privacy, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en toegang tot informatie te kunnen genieten en om te zorgen voor transparantie en verantwoording in het openbare leven;
61. demande que l'Union reconnaisse les libertés numériques comme des droits fondamentaux et des préalables indispensables pour l'exercice des droits universels de l'homme que sont, par exemple, le respect de la vie privée, la liberté d'expression, la liberté de réunion et l'accès à l'information, ainsi que pour la garantie de la transparence et de la responsabilité dans la vie publique;