88. spreekt zijn bezorgdheid uit over de zich steeds verder verspreidende praktijk van het opstellen van profielen op basis van dataminingtechnieken en de algemene verzameling van gegevens van onschuldige burgers voor preventieve en politiële doeleinden; wijst erop dat het van belang is dat wetshandhavingsmaatregelen zijn gebaseerd op de eerbiediging van de mensenrechten, te beginnen met het beginsel van vermoeden van onschuld tot het recht op privacy en gegevensbescherming;
88. fait part de son inquiétude devant la généralisation, à des fins de prévention ou de police, de la pratique du profilage qui s'appuie sur le recours à des techniques d'analyse par exploration des données et sur la collecte systématique des données de citoyens innocents; rappelle l'importance du principe selon lequel les actions répressives doivent respecter les droits de l'homme, depuis la présomption d'innocence jusqu'au droit à la vie privée et à la protection des données à caractère personnel;