In de zaken nrs. 2104 en 2105 wordt aangevoerd dat de verzoekende partij, door de terugwerkende kracht te betwisten, ernaar stre
eft het de Raad van State mogelijk te maken de twee koninklijke besluiten van 24 juli 1997 die zij voo
r dat rechtscollege heeft aangevochten, te vernietigen, wat tot gevolg zou hebben dat «
de rechtsgrond van honderden administratieve beslissingen die in het voordee
l van de militairen ...[+++]zijn genomen, zou wegvallen »; er wordt overigens opgemerkt dat die twee besluiten verdwijnen precies door de retroactieve opheffing ervan die door de bestreden bepalingen wordt bewerkstelligd.
Dans les affaires n°s 2104 et 2105, il est allégué que, en contestant la rétroactivité, la requérante tend à permettre au Conseil d'Etat d'annuler les deux arrêtés royaux du 24 juillet 1997 qu'elle a contestés devant cette juridiction, ce qui aurait pour effet d'« enlever la base légale de centaines de décisions administratives prises en faveur des militaires »; par ailleurs, il est relevé que la disparition de ces deux arrêtés est, précisément, réalisée par leur abrogation rétroactive par les dispositions contestées.