1. De lidstaten zorgen ervoor dat, indien in een schadevordering het bestaan van een schadevordering of het bedrag van de toe te kennen vergoeding afhangt van de vraag of en in welke mate een prijsverhoging aan de eiser werd doorberekend, de bewijslast van het bestaan en de omvang van die doorberekening bij de eiser berust.
1. Les États membres veillent à ce que lorsque dans le cadre d’une action en dommages et intérêts, l’existence d’une demande de dommages et intérêts ou le montant de l'indemnisation à accorder sont fonction de la répercussion du surcoût sur le demandeur, ou de l'ampleur de cette répercussion, la charge de la preuve concernant l'existence et l'ampleur de cette répercussion incombe au demandeur.