3. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat doeltreffende onderzoekmiddelen ter beschikking staan van personen, eenheden of diensten die bevoegd zijn voor het onderzoeken of vervolgen van de in de artikelen 3 tot en met 7 genoemde strafbare feiten, waarbij op zijn minst in gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van informatie- en communicatietechnologie, de mogelijkheid van geheime operaties wordt toegestaan.
3. Les États membres prennent les mesures nécessaires pour que des outils d'investigation efficaces soient mis à la disposition des personnes, des unités ou des services chargés des enquêtes ou des poursuites concernant les infractions visées aux articles 3 à 7, permettant de mener des enquêtes discrètes, du moins dans les cas où des technologies de l'information et de la communication ont été utilisées.