Rekening houdend met de extreme situatie waarin de niet-ontvoogde minderjarige patiënten die oordeelsbekwaam zijn en voldoen aan de in B.21.1 vermelde voorwaarden, zich bevinden, vermocht de wetgever redelijkerwijze van oordeel te zijn dat die patiënten in beginsel kunnen verzoeken tot euthanasie.
Compte tenu de la situation extrême dans laquelle se trouvent les patients mineurs non émancipés dotés de la capacité de discernement qui répondent aux conditions mentionnées en B.21.1, le législateur a pu raisonnablement considérer que ces patients peuvent en principe demander l'euthanasie.