Behoudens de in artikel 3, § 3, van de wet van 28 mei 2002 vermelde verplichting die betrekking heeft op de situatie waarin de arts van oordeel is dat de meerderjarige of ont
voogde minderjarige patiënt kennelijk niet binne
n afzienbare termijn zal overlijd
en, gelden de in B.1.6 omschreven verplichtingen die op de behandelende arts rusten, eveneens bij een euthanasie toeg
...[+++]epast op een niet-ontvoogde minderjarige (Parl. St., Senaat, 2013-2014, nr. 5-2170/4, p. 31).
A l'exception de l'obligation, prévue par l'article 3, § 3, de la loi du 28 mai 2002 qui concerne la situation dans laquelle le médecin est d'avis que le décès du patient majeur ou mineur émancipé n'interviendra manifestement pas à brève échéance, les obligations, définies en B.1.6, imposées au médecin traitant s'appliquent aussi lorsqu'une euthanasie est pratiquée sur un mineur non émancipé (Doc. parl., Sénat, 2013-2014, n° 5-2170/4, p. 31).