17. verzoekt de Raad om blijk te geven van zijn verontrusting over het feit dat degenen die zich in
Oost-Timor, Atjeh, Papoea-Nieuw-Guinea en elders in Indonesië schuldig hebben gemaakt aan schendingen van de mensenrechten en aan internationale misdaden, met inbegrip van misdaden tegen de mensheid, nog niet zijn berecht, en om een resolutie te steunen waarin de regering van Indonesië verzocht wordt de aanbevelingen van diverse VN-instanties ten uitvoer te leggen, de vrijwillige terugkeer van alle vluchtelingen uit Oost-Timor te waarborgen, en de humanitaire organisaties onmiddellijk een veilige toegang te verschaffen tot de vluchtelingen
...[+++]; 17. invite le Conseil à faire part de la préoccupation que lui inspire le fait que les auteurs de violations graves des droits de l'homme et de crimes contre le droit international, en ce compris les crimes contre l'humanité, perpétrés au Timor oriental, à Ac
eh, en Papouasie et ailleurs en Indonésie n'ont toujours pas été déférés à la justice et à soutenir une résolution invitant le gouvernement de Djakarta à appliquer les recommandations faites par diverses instances de l'Organisation des Nations unies, à garantir le retour volontaire de tous les réfugiés est-timorais et à fournir aux organisations humanitaires un accès immédiat et sûr
...[+++]aux réfugiés; 
