Gelet op het feit dat de in B.8.2 en B.14 geformuleerde overwegingen geen redelijke verantwoording bieden voor het verschil in behandeling tussen de aangestelde van de werkgever bedoeld in artikel 46, § 1, en de aangestelde van de gebruiker van een uitzendkracht, is dat verschil niet bestaanbaar met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.
Etant donné que les considérations formulées en B.8.2 et en B.14 ne fournissent pas de justification raisonnable à la différence de traitement entre le préposé de l'employeur visé à l'article 46, § 1, et le préposé de l'utilisateur d'un travailleur intérimaire, celle-ci n'est pas compatible avec le principe d'égalité et de non-discrimination.