Hieruit volgt dat de extra inkomsten inzake roerende voorheffing dus niet of quasi niet toegeschreven kunnen worden aan een eventuele stijging van het aantal vereffeningen; en dat die verhoging van de opbrengst daarentegen uitsluitend of bijna uitsluitend toe te schrijven is aan het gebruik dat tegen de jaarwisselin
g is gemaakt van de overgangsregeling, waarbij het lage tarief van 10 % nog genoten kon worden bij uitkering van oude reserves op voorwaarde d
at die onmiddellijk opgenomen werden in het maatschappelijk
...[+++] kapitaal van de vennootschap.
Il s'ensuit que le supplément de recettes de précompte mobilier ne peut donc pas, ou quasi pas être attribué à une éventuelle augmentation du nombre de liquidations, et que cette hausse des recettes est imputable exclusivement, ou presque exclusivement, à l'utilisation qui a été faite des dispositions transitoires au début de l'année, où on pouvait encore bénéficier du taux plus favorable de 10 % lors de la distribution des anciennes réserves, à condition qu'elles soient immédiatement reprises dans le capital social de la société.