Het wetsvoorstel houdt in dat het tijdens het geding gevormde vermogen wordt uitgesloten van de gemeenschap van goederen, teneinde de eenheid te garanderen van de datum die zowel tussen de partijen als ten aanzien van derden wordt overeengekomen, alsook teneinde de billijkheid in acht te nemen in het licht van de stopzetting van elke affectio societatis.
Pour assurer tout à la fois l'unité de la date retenue, tant entre parties que vis-à-vis des tiers, et le respect de l'équité face à la disparition de toute affectio societatis, la proposition de loi exclut de la communauté les avoirs constitués pendant l'instance.