De gecombineerde lezing van de artikelen 14 en 16 van de in het geding zijnde ordonnantie laat het aanvangspunt van de verjaringstermijn van de in artikel 16 van de ordonnantie beoogde vordering tot inning van de belastingadministratie echter uitsluitend afhangen van het tijdstip waarop die administratie beslist ambtshalve een aanslag te vestigen ten laste van de belastingplichtige, waarbij dat tijdstip voor onbepaalde duur kan worden uitgesteld.
Or, la lecture combinée des articles 14 et 16 de l'ordonnance en cause aboutit à ce que le point de départ du délai de prescription de l'action en recouvrement de l'administration fiscale, visée à l'article 16 de l'ordonnance, soit conditionné par le seul moment où cette administration décide d'enrôler la taxation d'office à charge du contribuable, ce moment pouvant être indéfiniment retardé.