De heer Moens verduidelijkt dat alle slachtoffers van de mensenhandel in het kader van de maatschappelijke dienstverlening recht hebben op een levensminimum (dit is geen bestaansminimum; zij kunnen geen beroep doen op alle voordelen van een regulier OCMW; de opvangcentra pleiten ervoor dat aan de slachtoffers een volwaardig bestaansminimum zou worden toegekend).
M. Moens explique que toutes les victimes de la traite des êtres humains ont droit dans le cadre des prestations sociales à un minimum vital (il ne s'agit pas d'un minimum de moyens d'existence; ils ne peuvent pas prétendre à tous les avantages d'un CPAS régulier; les centres d'accueil plaident pour que les victimes se voient octroyer un minimum de moyens d'existence à part entière).