De in de artikelen 29 en 30 bedoelde ambtenaren die bij de beëindiging van hun tewerkstelling bij de centrale diensten of de buitendiensten van de Administratie van de bijzondere belastinginspectie, benoemd worden in een betrekking met een graad of titel, waaraan een weddeschaal is verbonden waarin zij voorheen geldelijk werden gelijkgesteld in uitvoering van dit hoofdstuk, behouden het voordeel van de geslaagde gecertificeerde opleidingen of competentiemetingen op grond van deze gelijkstelling.
Les agents visés aux articles 29 et 30 qui, à la fin de leur affectation dans les services centraux ou dans les services extérieurs de l'Administration de l'Inspection spéciale des impôts, sont nommés dans un emploi avec un grade ou titre auquel est attaché une échelle de traitement dans laquelle ils étaient auparavant assimilés pécuniairement en application du présent chapitre, maintiennent le bénéfice des formations certifiées ou mesures de compétences réussies sur base de cette assimilation.