4. wijst erop dat een van de vijf kerndoelstellingen van Europa 2020 bestaat uit het terugdringen van het aantal vroegtijdige schoolverlaters tot minder dan 10% en een verhoging van het aantal jongeren met een universitaire graad, een hogeronderwijsdiploma of een adequate beroepsopleiding tot ten minste 40%; is verontrust over het feit dat geen van de tot nu toe uitgevoerde nationale programma´s toereikend is gebleken om voornoemde doelstellingen te verwezenlijken; benad
rukt dat onderwijs, opleiding en jeugdmobiliteit - evenals volwassenenonderwijs en beroepsopleidingen - essentieel zijn voor het scheppen en behouden van werkgelegenhei
...[+++]d en het terugdringen van armoede, en aldus cruciaal zijn voor zowel het herstel van de Europese economie op korte termijn als de groei en productiviteit in Europa op langere termijn; wijst erop dat de werkloosheid onder jongeren tot 25 jaar in de EU momenteel bijna 20% bedraagt; herinnert eraan dat in samenwerking met de lidstaten opgezette beleidsinitiatieven van de EU hebben bijgedragen aan de modernisering van het onderwijs- en opleidingsbeleid; 4. rappelle que l'un des cinq grands objectifs de la stratégie Europe 2020 est de ramener le taux d'abandon scolaire à moins de 10 % et de faire passer à 40 % au moins la part des jeunes générations qui obtiennent un diplôme de l'enseignement supérieur ou bénéficient d'une formation professionnelle adéquate; s'inquiète de ce qu'il n'existe, à ce jour, aucun programme national pour atteindre ces objectifs; souligne que l'éducation, la formation et la mobilité d
es jeunes, tout comme la mobilité dans les domaines de l'éducation des adultes et de la formation continue, sont des éléments essentiels en vue de créer et de préserver des emploi
...[+++]s comme de réduire la pauvreté, et qu'elles sont donc fondamentales tant pour la relance économique à court terme de l'Europe que pour sa croissance et sa productivité à long terme; rappelle que le chômage des jeunes de moins de 25 ans frôle actuellement, dans l'Union, les 20 %; rappelle que les initiatives de l'Union, en coopération avec les États membres, ont contribué à moderniser les politiques d'éducation et de formation;