Vóór de opheffing ervan bij de wet van 5 februari 2016, werd het « ongedaan verzet » geregeld in artikel 188 van het Wetboek van strafvordering, dat bepaalde dat het verzet als ongedaan wordt beschouwd indien de verzetdoende partij of haar raadsman niet verschijnt op de eerste nuttige zitting na het aantekenen van het verzet.
Avant son abrogation par la loi du 5 février 2016, l'« opposition non avenue » était réglée par l'article 188 du Code d'instruction criminelle, qui disposait que l'opposition est considérée comme non avenue lorsque l'opposant ou son conseil ne comparaît pas à la première audience utile après la formation de l'opposition.