Hieruit kan naar het oordeel van de Ministerraad worden geconcludeerd dat mannen en vrouwen ten aanzien van de vaststelling van de pensioengerechtigde leeftijd, wat de relevante periode betreft, geen voldoende vergelijkbare categorieën vormen en dat derhalve het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel te dezen geen toepassing kan vinden.
On peut en conclure, selon le Conseil des ministres, qu'en ce qui concerne la fixation de l'âge du droit à la pension de retraite, pour ce qui concerne la période en cause, les hommes et les femmes ne constituent pas des catégories suffisamment comparables et que le principe constitutionnel d'égalité ne peut dès lors s'appliquer en cette matière.