a) De hierboven vermelde doelstelling houdt in dat de wetgever in 1808 van oordeel was dat de volgens de gewone regels bevoegde rechter geen onpartijdige en serene rechtsbedeling zou verzekeren en die ambtsdragers hetzij te streng, hetzij met te veel toegevendheid zou behandelen, met andere woorden die doelstelling komt neer op een vermoeden van een gebrek aan onpartijdigheid van de normaliter bevoegde rechter.
a) L'objectif prédécrit implique que le législateur de 1808 considérait que le juge compétent en vertu des règles ordinaires n'assurerait pas une administration impartiale et sereine de la justice et traiterait les titulaires de fonctions publiques soit trop sévèrement soit avec trop de clémence; en d'autres mots, cet objectif se résume à une présomption de partialité du juge normalement compétent.