Zoals in motieven van de verwijzingsbeslissingen wordt opgemerkt beschikt de bouwheer niet over een rechtstreekse vordering ten aanzien van de onderaannemer vermits die vordering hem niet wordt toegekend bij de wet en artikel 1798 van het Burgerlijk Wetboek niet op extensieve wijze kan worden geïnterpreteerd, aangezien een rechtstreekse vordering een van het gemeen recht afwijkend instituut is.
Comme il est relevé dans les motifs des décisions a quo, le maître de l'ouvrage ne dispose pas d'une action directe vis-à-vis du sous-traitant puisque cette action ne lui est pas reconnue par la loi et que l'article 1798 du Code civil ne peut être interprété de manière extensive dès lors qu'une action directe est une institution dérogatoire au droit commun.