« Bij afwijking van het eerste lid, mag het recht verschuldigd voor de akten en geschriften bedoeld in artikel 8, 13° tot 20° en 22° en artikel 11, 1°, 3°, 4° en 6° van het Wetboek, gekweten
worden in speciën, onder de voorwaarden bepaald bij de artikelen 26 en 26bis van dit be
sluit, op basis van periodieke aangiften ingediend op het kantoor va
n het zegel of, bij ontstentenis, op het kantoor der registratie bel
...[+++]ast met het registreren der gerechtelijke akten.
« Par dérogation à l'alinéa 1, le droit dû pour les actes et écrits désignés à l'article 8, 13° à 20° et 22° et à l'article 11, 1°, 3°, 4° et 6° du Code peut être acquitté en espèces, aux conditions prévues aux articles 26 et 26bis du présent arrêté, sur base de déclarations périodiques remises au bureau du timbre ou, à défaut, au bureau de l'enregistrement chargé de l'enregistrement des actes judiciaires dans le ressort duquel ils sont établis.