b bis) hetzij de aanwezigheid van een kleine of sterk in omvang afgenomen bevolking die in belangrijke mate van de landbouw afhankelijk is en waarvan een versnelde kwantitatieve achteruitgang gevaren op zou leveren voor de handhaving van de bevolking in de desbetreffende gebieden en haar overlevingskansen vanuit sociaal, economisch en milieuoogpunt.
b bis) soit de la présence d'une population faible ou raréfiée dépendant dans une large mesure de l'activité agricole – dont la réduction accélérée mettrait en danger le maintien de la population dans les régions en question – ainsi que leur viabilité sur les plans social, économique et environnemental.