De verwijzende rechter stelt vast dat het Hof in zijn arrest nr. 175/2005 van 30 november 2005 heeft geoordeeld dat artikel 488bis van het Burgerlijk Wetboek niet discrimineert in zoverre die bepaling voor de voorlopige bewindvoerder in een bezoldiging voorziet van 3 pct. van de inkomsten van de beschermde persoon, eventueel te verhogen op grond van de vervulde buitengewone ambtsverrichtingen, terwijl de curator en de schuldbemiddelaar, die zoals de voorlopige bewindvoerder als gerechtelijk mandataris optreden, voor gelijkwaardige prestaties een hogere vergoeding ontvangen.
Le juge a quo constate que dans son arrêt n° 175/2005 du 30 novembre 2005, la Cour a estimé que l'article 488bis du Code civil n'est pas discriminatoire en tant que cette disposition prévoit que l'administrateur provisoire peut recevoir une rémunération de 3 p.c. des revenus de la personne protégée, éventuellement majorée en fonction des devoirs exceptionnels accomplis, alors que le curateur et le médiateur de dettes, qui, comme l'administrateur provisoire, agissent en tant que mandataire judiciaire, reçoivent une rémunération plus élevée pour des prestations équivalentes.