De lidstaten nemen de noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat pogingen om een strafbaar feit van terroristische aard te plegen, met uitzondering van voorbereidende strafbare feiten zoals het bezit waarnaar in artikel 3, lid 1, letter g) en het strafbare feit waarnaar in artikel 3, lid 1, letter k) wordt verwezen, strafbaar zijn.
Les États membres prennent les mesures nécessaires pour faire en sorte que les tentatives de commettre une infraction terroriste, à l'exception des infractions préparatoires telles que la possession d'armes ou d'explosifs visée à l'article 3, paragraphe 1, point g) et de l'infraction visée à l'article 3, paragraphe 1, point k), soient punissables.