Van de in artikel 3 bedoelde inspanning moet minstens 0,05 pct. besteed worden aan initiatieven ten voordele van één of meerdere van de vo
lgende groepen : a. niet-werkenden jonger dan 26 jaar en personen jonger dan 26 jaar die sinds minder dan een jaar tewerkgesteld zijn en niet-werkend waren op het ogenblik van hun indiensttreding; b. personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid (die gerechtigd zijn op een uitkering voor personen met een handicap en met een definitieve arbeidsongeschiktheid van minstens 33 pct.) en die jonger zijn dan 26 jaar; c. jongeren die nog geen 26 jaar oud zijn en opgeleid worden hetzij in een stelsel van a
...[+++]lternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding, hetzij in het kader van een instapstage".L'effort visé à l'article 3 doit au moins pour un taux de 0,05 p.c. être destiné à des initiatives en faveur d'un ou plusieurs
groupes suivants : a. les personnes inoccupées de moins de 26 ans et les personnes de moins de 26 ans travaillant depuis moins d'un an et qui étaient inoccupées au moment de leur entrée en service; b. les personnes avec une aptitude au travail réduite (bénéficiant d'une indemnité pour personnes handicapées et avec une inaptitude au travail définitive d'au moins 33 p.c.) et qui n'ont pas encore atteint l'âge de 26 ans; c. les jeunes de moins de 26 ans qui sont formés via un régime de formation en alternance ou u
...[+++]ne formation professionnelle individuelle ou un stage d'insertion".