Ook het vierde middel is volgens
de Vlaamse Regering niet ontvankelijk bij ontstentenis van een duidelijke uiteenzetting,
te dezen niet enkel omdat niet is gepreciseerd tegen
welke bepalingen van het decreet het middel is gericht, maar bovendien o
mdat niet te kennen wordt gegeven welke regel zou geschonden zijn : een « beginsel volgens hetwelk de fundamentele rechten en
...[+++] vrijheden een exclusieve bevoegdheid zijn van de federale wetgever », bestaat immers niet.
Selon le Gouvernement flamand, le quatrième moyen est lui aussi irrecevable à défaut d'un exposé clair, en l'espèce non seulement parce qu'il n'est pas précisé contre quelles dispositions du décret le moyen est dirigé, mais en outre parce qu'il n'est pas indiqué quelle règle serait violée : en effet, il n'existe point de « principe selon lequel les libertés et droits fondamentaux sont de la compétence exclusive du législateur fédéral ».