2. betrokkene is niet langer werkloos of was niet werkloos op het ogenblik van de feiten (bijvoorbeeld betrokkene was aan het werk, arbeidsongeschikt, met vakantie, gedetineerd, met bevallingsrust, ...);
2. l'intéressé(e) n'est plus en état de chômage ou n'était pas en état de chômage au moment des faits (par exemple, l'intéressé(e) travaillait, était inapte au travail, en vacances, en détention, en repos d'accouchement, .);