Het Hof wordt gevraagd of die bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat een legaal op het Belgisch grondgebied v
erblijvend kind van Nederlandse nationaliteit wiens moeder illegaal op het grondgebied verblijft, geen recht heeft op verlenging van de materiële hulp zoals bedoeld in artikel 2, 6°, van de wet van 12 januari 2007, terwijl zulk een kind van een illegaal op het grondgebied verblijvende moeder wel recht heeft op volwaardige maatschappelijke dienstverlening volgens artikel 1 van de organieke wet
...[+++] van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (eerste prejudiciële vraag) en terwijl een illegaal op het grondgebied verblijvend kind van een illegaal op het grondgebied verblijvende moeder recht heeft op maatschappelijke hulp beperkt tot de materiële hulp die onontbeerlijk is voor de ontwikkeling van het kind zoals bepaald in artikel 57, § 2, tweede lid, van de voormelde wet van 8 juli 1976 (tweede prejudiciële vraag). Il est demandé à la Cour si cette disposition est compatible avec les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'un en
fant de nationalité néerlandaise en séjour légal sur le territoire belge, dont la mère séjourne illégalement sur le territoire, n'a pas droit à la prolongation de l'aide matérielle visée à l'article 2, 6°, de la loi du 12 janvier 2007, alors qu'un tel enfant d'une mère en séjour illégal sur le territoire a droit à une aide sociale pleine et entière en vertu de l'article 1 de la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d'action sociale (première question préjudicielle) et alors qu'un enfant en séjour illégal
...[+++]sur le territoire d'une mère en séjour illégal sur le territoire a droit à une aide sociale limitée à l'aide matérielle indispensable au développement de l'enfant, comme prévu par l'article 57, § 2, alinéa 2, de la loi précitée du 8 juillet 1976 (deuxième question préjudicielle).