« Schenden de artikelen 3, § 1, b), en 9, § 1, van de ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij bepalen dat de door advocaten in het kader van de uitoefening van hun beroep opgerichte vennootschappen, vennoten van een feitelijke vereniging of van een in de vorm van een rechtspersoon opgerichte advocatenassociatie, aan de belasting zijn onde
rworpen, terwijl de natuurlijke personen die het ber
oep van advocaat ...[+++] uitoefenen in het kader van een feitelijke vereniging of voor rekening van een vennootschap waarvan zij vennoot zijn, niet aan de belasting zijn onderworpen ?« Les articles 3, § 1, b), et 9, § 1, de l'ordonnance du 23 juillet 1992 relative à la taxe régionale à charge des occupants d'immeubles bâtis et de titulaires de droits réels sur certains immeubles, violent-ils les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'ils prévoient que sont soumises à la taxe les sociétés
constituées par des avocats dans le cadre de l'exercice de leur profession, associées d'une association de fait ou d'une association d'avocats constituée en personne mo
rale, alors que les personnes physiques qui exercent la
...[+++] profession d'avocat dans le cadre d'une association de fait ou pour le compte d'une société dont ils sont associés, ne sont pas soumises à la taxe ?