Volgens de jurisprudentie van het Hof moeten nationale maatregelen die de uitoefening van in het Verdrag gegarandeerde fundamentele vrijheden verhinderen of minder aantrekkelijk maken, aan vier voorwaarden voldoen: ze moeten op non-discriminatoire wijze worden toegepast (geen onderscheid op basis van nationaliteit), ze moeten worden gerechtvaardigd door dringende eisen van algemeen belang, ze moeten gepast zijn voor het bereiken van de doelstelling die ermee wordt nagestreefd en ze mogen niet verder gaan dan noodzakelijk is om die doelstelling te bereiken.
Au titre de la jurisprudence de la Cour, les mesures nationales susceptibles de gêner ou de rendre moins attrayant l’exercice des libertés fondamentales garanties par le traité doivent remplir quatre conditions: qu’elles s’appliquent de manière non discriminatoire (aucune différence de traitement fondée sur la nationalité), qu’elles se justifient par des raisons impérieuses d’intérêt général, qu’elles soient propres à garantir la réalisation de l’objectif qu’elles poursuivent et qu’elles n’aillent pas au-delà de ce qui est nécessaire pour l’atteindre .