De wetgever vermocht redelijkerwijze van oordeel te zijn dat de voormelde voorwaarden en op de behandelende arts rustende verplichtingen waarborgen dat een euthanasie uitsluitend wordt uitgevoerd wanneer de minderjarige patiënt die oordeelsbekwaam is daarom op een vrijwillige en weloverwogen wijze heeft verzocht.
Le législateur a pu raisonnablement considérer que les conditions et les obligations précitées, imposées au médecin traitant, garantissent qu'une euthanasie n'est pratiquée que si le patient mineur doté de la capacité de discernement l'a demandée de manière volontaire et réfléchie.