Inderdaad, deze redenering zou neerkomen op een gelijkschakeling van het mondelinge vragenrecht en het initiatiefrecht vervat in artikel 97, derde lid, van dezelfde wet.
Ce raisonnement reviendrait en effet à un alignement du droit de poser des questions orales sur le droit d'initiative prévu à l'article 97, alinéa trois, de la même loi.