Steunend op de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (arresten [fv]SDztürk van 21 februari 1984 en Lutz van 25 augustus 1987), dient geoordeeld te worden dat de wet waarover de prejudiciële vraag handelt, in de lijn ligt van een moderne tendens die alle Europese Staten met elkaar gemeen hebben.
En s'appuyant sur la jurisprudence de la Cour européenne des droits de l'homme (arrêts [fv]SDztürk du 21 février 1984 et Lutz du 25 août 1987), il faut considérer que la loi qui fait l'objet de la question préjudicielle s'inscrit dans le courant d'une tendance moderne commune à l'ensemble des Etats européens.