(2) De Staat die redenen heeft om aan te nemen dat zich in een andere Staat opbrengsten van misdrijven bevinden, richt aan deze laatste Staat een verzoek tot rechtshulp zoals omschreven in paragraaf (1) a) en stelt die Staat in kennis van de redenen die ertoe aanleiding geven te veronderstellen dat zich in de aangezochte Staat dergelijke opbrengsten bevinden.
(2) L'Etat requérant l'entraide décrite au paragraphe (1) a) , informe l'Etat requis des motifs qui lui font croire que le produit d'une infraction se trouve dans l'Etat requis.