De wetgever van 1863 voorzag echter niet in een mogelijkheid tot strafverzwaring — en dus ook geen definitie van herhaling — in geval van misdaad na correctionele gevangenisstraf, aangezien ze van oordeel was dat de strafmaat voor misdaden reeds voldoende zwaar was.
Le législateur de 1863 n'a cependant pas prévu la possibilité d'une aggravation de la peine — et donc aucune définition de la récidive — en cas de crime après un emprisonnement correctionnel, étant donné qu'il estimait que la peine pour les crimes était déjà suffisamment lourde.